Familie van R. bestaat uit vader (35), moeder (32) en zoon (13).
Jij bent sociaal werker die inwoners helpt met schulden. Sinds kort begeleid je familie van R.
Vader heeft een alcohol verslaving en drinkt vooral ’s avonds veel. Moeder heeft een lichtverstandelijke beperking.
In de eerdere gesprekken die je gevoerd hebt, heb je begrepen dat ouders de post vaak niet open maken. Je hebt nog geen idee hoeveel schuldeisers er zijn. Als je bij hen thuis langs gaat, zie je dan het huis niet is opgeruimd. Overal ligt afval en blikjes bier. Je probeert dan met vader en moeder te praten, maar er komt geen goed gesprek.
Je weet dat het gezin een uitkering heeft en dat vader en moeder niet werken. Ouders zeggen je dat ze niet weten hoeveel geld ze maandelijks krijgen en waar ze het geld precies aan uitgeven, ze weten wel dat er iedere maand te kort is en dat ze daardoor bijvoorbeeld geen kleding kunnen kopen voor hun zoon.
Zoon zit sinds dit jaar op de middelbare school. Hij heeft op basisschool al veel problemen gehad en ook op de middelbare school heeft hij er problemen.
Ouders geven aan veel stress te hebben door de schulden en niet meer te weten wat ze er mee aan moeten. Vader zegt dat hij er mee van gaat drinken en moeder zegt dat zij er erg moe en depressief van wordt.
Straks is er een focusoverleg over gezin van R. Jullie zijn als sociaal werkers die helpen bij schulden aanwezig, want jullie willen dat er iets gaat veranderen in dit gezin. Er moet hulp komen voor de schulden.
Bereid het overleg voor:
- Wat willen jullie bereiken?
- Wat kunnen jullie zelf doen en wat kunnen anderen doen?